Lengte | : | 73 mm |
Hoogte | : | 175 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja 1 |
Vorm | : | druppelvormig 2 |
Tweekleppig | : | ja 1 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | ja 2 |
SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 31 mm |
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee 2 |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | ligt een stukje van de voorrand af |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | gewelfd, naar voren gericht, vervlakkend naar de jongste delen |
Bovenrand | : | met een scherpe knik |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | kort en bijna vertikaal als een soort neus voor de apex uitstekend |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | bijna rond |
Onderrand | : | bijna recht, soms iets concaaf in het midden |
Periostracum | : | ja 2 |
Dikte | : | zeer resistent |
Kleur | : | bruin tot zwart, bij jonge exemplaren lichter, bruingeel |
Structuur | : | schilferig, aan het eind vaak enkele verspreide haren |
Ostracum | : | ja 2 |
Kleur | : | Licht paars |
Structuur | : | glad |
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja 2 |
TensiliumHet uitwendige ligament dat als een band zichtbaar is en de schelpkleppen open trekt. | : | ja 2 |
Vorm | : | vrij lang |
LocatieDrie mogelijkheden
| : | uitwendig, in een soort gleuf, waarvan de randen een weinig lijstvormig verspringen |
TandenDe tanden zorgen ervoor dat de twee kleppen netjes op elkaar sluiten:
| : | Dysodont |
Binnenzijde | ||
Kleur | : | wit of met een zwakke rose, gele of blauwe tint, parelmoerglanzend |
Sluitspierindruksels | : | ja 2 |
Aantal | : | 2 2 |
Voorste | : | kleinste, duidelijk te onderscheiden |
Achterste | : | zeer groot en onregelmatig, vaag |
Byssusopening | : | ja 2 |
Locatie | : | nabij de top 2 |
Mantellijn | : | ja 2 |
Beschrijving | : | enkelvoudig 2 |
Mantelbocht | : | klein |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 1 |
Rand | : | niet gesloten 2 |
Byssusklier | : | ja 2 |
Locatie | : | voet 2 |
Ademhalingsorgaan | : | ja 2 |
Kieuwen | : | ja 2 |
Beschrijving | : | twee kieuwbladen aan beide zijde van het lichaam. Onderling zijn de bladen van elke zijde slechts losjes verbonden door verspreide bosjes trilhaar. 2 |
Habitat | : | diep water (25 tot 40 meter, maar kan tot enkele honderden meters diep voorkomen). Op grove zand- of grindbodem. Op plaatsen met een sterke stroming. |
Vindplaatsen | : | Juvenielen bekend van aanspoelsels met drijvende voorwerpen. Regelmatig te vinden langs de noord Duitse en Deense waddeneilanden. Fosiel materiaal is vrij algemeen in Zeeland. Verder zeldzaam. |
Verspreiding | : | Circumpolair, in de Noordzee niet zuidelijker dan Helgoland. Niet in de Oostzee, maar wel in Groote en Kleine Belt en Kattegat. |
Larvale fase | : | Taxodont slot, apex in het midden. 2 |
Groei | : | Door de snelle ontwikkeling van de achterkant komt de apex steeds verder naar voren te liggen. 2 |
Levensverwachting | : | 60 jaar |
Literatuur | : |
|
Foto verantwoording | : | eerste twee foto's een paardenmossel uit de collectie van Cees Blaauwboer. De overige zijn juveniele exemplaren van het strand van Egmond aan Zee. |
Bronnen | : |