Introductie | |
Om een soort goed te kunnen beschrijven of determineren is het belangrijk om te weten hoe je er naar moet kijken en wat we met bepaalde termen bedoelen. Dit artikel geeft de beschrijving van de op deze site gebruikte termen. | |
Overzicht | |
Beschrijving | Een algemene beschrijving die min of meer een samenvatting is van de determinatie sectie. |
Alias | Als het voor determinatie nodig is om een soort tweemaal op te nemen, dan verwijst men onder Alias naar de volledige beschrijving. Als de Alias-term aanwezig is en data bevat dan zal alleen de beschrijving worden weergegeven, verdere informatie wordt genegeerd. |
Soorten | Verschillende soorten in een familie of genus. |
Determinatie | Tips en aanwijzingen voor de determinatie |
Vormen | beschrijving van de verschillende vormen die er bestaan |
Lijkt op | Soorten waarmee makkelijk verwarring kan ontstaan. Meestal zijn dit soorten uit hetzelfde genus. |
Vindplaatsen | Geografische vindplaatsen waar de soort gevonden kan worden, of waar de soort gevonden is. Sommige soorten komen alleen op heel specifieke plekken voor terwijl anderen langs de gehele Noordzeekust gevonden kunnen worden. |
Tijdvak | De tekst hier kan zijn "vanaf ..." wat betekent dat de soort op een bepaald moment is ontstaan en nog steeds leeft. Een andere mogelijkheid is "van ... tot ..." (of allen "tot ...") wat betekent dat de soort is uitgestorven. |
Evolutie | Hoe is de soort ontwikkeld door de eeuwen heen. |
Voorouder | Als bekend de naam van de vorige generatie |
Exoot | ja/nee |
Etymologie | De herkomst van de naam van de soort, dit kan zowel voor de Nederlandse naam als voor de Latijnse naam zijn. |
Synoniemen | Andere namen die in de literatuur voorkomen. Er wordt veel geschoven met namen. Vroeger ging men voor determinatie en familie bepaling voornamelijk af op uiterlijke kenmerken, maar met de komst van DNA onderzoek moet er soms geconstateerd worden dat een soort bij een andere familie hoort. Oudere literatuur kent dan alleen de oude naam. |
Bijzonderheden | Wetenswaardigheden die niet in een van de andere secties al behandeld is. |
Aquariologie | Informatie over het houden van de soort in een aquarium |
Garnalen | |
Bij garnalen zijn het kopstuk en borststuk vergroeid tot één geheel, het carapax genaamd. | |
Afhankelijk van de soort zijn enkele looppoten (pereiopoden) vergroeit tot scharen. Daarbij is het onderste deel de beweeglijke vinger, dit in tegenstelling tot kreeften waarbij de bovenste de bewegelijke vinger is. | |
Crustacea | |
De Crustacea (kreeftachtigen of schaaldieren) is een verzameling die o.a. de krabben, kreeften en garnalen bevat. | |
De meeste termen die gebruikt worden voor de beschrijving de Crustacea zijn afkomstig uit: http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/819/RUG01-002062819_2013_0001_AC.pdf | |
Lichaam algemeen | |
Lengte | |
Breedte | |
Kleur | |
Rugschild (Carapax) | |
Uitleg | Rugschild of carapax bedekt alle borststukken en is ermee vergroeid, meestal worden ook alle kopsegmenten bedekt door het rugschild. De zijkanten van het rugschild omsluiten de branchiale kamers, waarin de kieuwen liggen. Aan de voorkant van het rugschild kan zich een rostrum, een uitsteeksel met meestal tanden erop, bevinden. |
Rugschild vorm | |
Rugschild breedte | |
Rugschild lengte | |
Rugschild kleur | |
Rugschild oppervlak | |
Rugschild structuur | |
Rugschild sculptuur | |
Rugschild voorrand | |
Rugschild zijtanden | |
Carapax | |
Carapax vorm | |
Carapax breedte | |
Carapax lengte | |
Carapax kleur | |
Carapax sculptuur | |
Carapax zijtanden | |
Kopstuk (Cephalon) | |
Het kopstuk of cephalon bestaat uit 6 segmenten | |
Kop | |
1ste kopsegment | of ophthalmische segment is het segment dat de ogen bevat |
Kopstuk algemeen | |
Ogen | |
Cornea | |
Oog kleur | |
Oog samenstelling | |
Ommatidia | staafvormige oogjes die ieder een eigen lens hebben |
Oogsteel | |
Oogkas | |
Supraorbitale stekel | schuin boven de oogholte of orbita geplaatst |
Rostrum | |
het rostrum is de voorrand van het carapax dat gelegen is tussen de ogen | |
Rostrum algemeen | |
Rostrum stekels | |
Uitleg | De antennula of de Antenna is de eerste antenna, afhangelijk van de soort wordt deze onder verschillende termen beschreven. |
2de kopsegment | of antennulaire segment draagt de antennulae (binnenste voelsprieten) |
Antennula bouw | |
Antennula lengte | |
Antennula dikte | |
3de kopsegment | of antennale segment draagt de antennae (buitenste voelsprieten) |
Antenna | |
Antenna lengte | |
Antenna dikte | |
Antenna Basis | |
Antenna Ischium | |
Antenna Merus | |
Antenna Carpus | |
Antenna Flagellum | |
Antennale stekel | op de voorrand van de carapax, aan de basis van de antenna, meestal iets onder de orbita (is dit de Antennaschub???) |
Antenna 2 | |
Antenna 2 dikte | |
Antenna 2 Basis | |
Antenna 2 Ischium | |
Antenna 2 Merus | |
Antenna 2 Carpus | |
Antenna 2 lengte | |
Antenna 2 flagellum | |
Antenneschub | een afgeplatte expodiet bij de 2de antenne |
4de kopsegment | draagt de mandibulae (kaken) |
Mandibula | onderkaak |
5de kopsegment | draagt de maxillulae |
Maxillula Coxa | |
Maxillula Basis | |
Maxillula Endopodiet | |
Maxillula 1ste Endite | |
Maxillula 2de Endite | |
6de kopsegment | draagt de maxillae (boven kaak) |
Maxilla Coxa | |
Maxilla Basis | |
Maxilla Endopodiet | |
Maxilla Scaphognathite | |
Borststuk (Thorax) | |
Het borststuk of thorax (of pereion) bestaat uit 8 segmenten (of pereioniet). De looppoten (pereiopoden) zijn verbonden met het borststuk. Een of meer paren looppoten kunnen zich ontwikkeld hebben tot scharen of schaarpoten. Scharen heten dan chelipeden of subchelipeden terwijl het eigenlijk een vergroeiing is van de Propodus en de Dactylus, die dan respectievelijk Palm en Vinger worden genoemd. Wij hebben besloten dat niet te doen. Als een pereiopode vergroeid is tot schaar vermelden we dat bij de propodus. | |
Borststuk beschrijving | |
Aantal vrije borststukken | |
1ste borstsegment | draagt de 1ste maxillipeden (kaakpoten). Maxillipeden zijn poten die vergroeid zijn tot kaakonderdelen |
1ste Maximillipede Epipodiet | |
1ste Maximillipede Endopodiet | |
1ste Maximillipede Exopodiet | |
2de borstsegment | draagt de 2de maxillipeden (kaakpoten). |
2de Maximillipede Kieuw | |
2de Maximillipede Epipodiet | |
2de Maximillipede Arthrobranch | |
2de Maximillipede Coxa | |
2de Maximillipede Basis | |
2de Maximillipede Endopodiet | |
2de Maximillipede Exopodiet | |
3de borstsegment | draagt de 3de maxillipeden (kaakpoten) |
Stylocriet | |
3de Maximillipede Kieuw | |
3de Maximillipede Coxa | |
3de Maximillipede Basis | |
3de Maximillipede Endopodiet | |
3de Maximillipede Exopodiet | |
4de borstsegment | draagt de 1ste pereiopoden (looppoten). De pereiopoden zijn die ledematen waarmee het dier daadwekelijk loopt op de bodem. |
1ste Pereiopode | wordt ook wel een gnathopode genoemd (Amphipoden) |
1ste Pereiopode Kieuw | |
1ste Pereiopode Coxa | het verbindingsstuk tussen poot en lichaam |
1ste Pereiopode Epipodiet | een smal uitsteeksel op de coxa |
1ste Pereiopode Setobranch | Papilla op de coxa die gebruikt worden op de kieuwen schoon te houden |
1ste Pereiopode Basis | |
1ste Pereiopode Exopodiet | Een uitsteeksel op de Basis. De grootte lijkt gerelateerd aan de leefomgeving; van zwemmend naar bodemlevend neemt de grootte van de exopodiet af. |
1ste Pereiopode Endopodiet | |
1ste Pereiodode Ischium | |
1ste Pereiodode Merus | |
1ste Pereiodode Carpus | |
1ste Pereiodode Propodus | Kan uitgegroeid zijn en samen met de Dactylus een schaar vormen |
1ste Pereiodode Dactylus | |
5de borstsegment | draagt de 2de pereiopoden |
2de Pereiopode | wordt ook wel een gnathopode genoemd (Amphipoden) |
2de Pereiopode Kieuw | |
2de Pereiopode Coxa | het verbindingsstuk tussen poot en lichaam |
2de Pereiopode Epipodiet | een smal uitsteeksel op de coxa |
2de Pereiopode Setobranch | Papilla op de coxa die gebruikt worden op de kieuwen schoon te houden |
2de Pereiopode Basis | |
2de Pereiopode Exopodiet | Een uitsteeksel op de Basis. De grootte lijkt gerelateerd aan de leefomgeving; van zwemmend naar bodemlevend neemt de grootte van de exopodiet af. |
2de Pereiopode Endopodiet | |
2de Pereiodode Ischium | |
2de Pereiodode Merus | |
2de Pereiodode Carpus | |
2de Pereiodode Propodus | Kan uitgegroeid zijn en samen met de Dactylus een schaar vormen |
2de Pereiodode Dactylus | |
6de borstsegment | draagt de 3de pereiopoden |
3de Pereiopode | |
3de Pereiopode Kieuw | |
3de Pereiopode Coxa | het verbindingsstuk tussen poot en lichaam |
3de Pereiopode Epipodiet | een smal uitsteeksel op de coxa |
3de Pereiopode Setobranch | Papilla op de coxa die gebruikt worden op de kieuwen schoon te houden |
3de Pereiopode Basis | |
3de Pereiopode Exopodiet | Een uitsteeksel op de Basis. De grootte lijkt gerelateerd aan de leefomgeving; van zwemmend naar bodemlevend neemt de grootte van de exopodiet af. |
3de Pereiopode Endopodiet | |
3de Pereiodode Ischium | |
3de Pereiodode Merus | |
3de Pereiodode Carpus | |
3de Pereiodode Propodus | Kan uitgegroeid zijn en samen met de Dactylus een schaar vormen |
3de Pereiodode Dactylus | |
7de borstsegment | draagt de 4de pereiopoden |
4de Pereiopode | |
4de Pereiopode Kieuw | |
4de Pereiopode Coxa | het verbindingsstuk tussen poot en lichaam |
4de Pereiopode Epipodiet | een smal uitsteeksel op de coxa |
4de Pereiopode Setobranch | Papilla op de coxa die gebruikt worden op de kieuwen schoon te houden |
4de Pereiopode Basis | |
4de Pereiopode Exopodiet | Een uitsteeksel op de Basis. De grootte lijkt gerelateerd aan de leefomgeving; van zwemmend naar bodemlevend neemt de grootte van de exopodiet af. |
4de Pereiopode Endopodiet | |
4de Pereiodode Ischium | |
4de Pereiodode Merus | |
4de Pereiodode Carpus | |
4de Pereiodode Propodus | Kan uitgegroeid zijn en samen met de Dactylus een schaar vormen |
4de Pereiodode Dactylus | |
8ste borstsegment | draagt de 5de pereiopoden |
5de Pereiopode | |
5de Pereiopode Kieuw | |
5de Pereiopode Coxa | het verbindingsstuk tussen poot en lichaam |
5de Pereiopode Epipodiet | een smal uitsteeksel op de coxa |
5de Pereiopode Setobranch | Papilla op de coxa die gebruikt worden op de kieuwen schoon te houden |
5de Pereiopode Basis | |
5de Pereiopode Exopodiet | Een uitsteeksel op de Basis. De grootte lijkt gerelateerd aan de leefomgeving; van zwemmend naar bodemlevend neemt de grootte van de exopodiet af. |
5de Pereiopode Endopodiet | |
5de Pereiodode Ischium | |
5de Pereiodode Merus | |
5de Pereiodode Carpus | |
5de Pereiodode Propodus | Kan uitgegroeid zijn en samen met de Dactylus een schaar vormen |
5de Pereiodode Dactylus | |
Achterlijf (Abdomen) | |
Het achterlijf of abdomen bevat 6 segmenten, waarvan de eerste vijf oorsponkelijk elk een paar pleopoden (zwempoten) dragen, terwijl het laatste meestal van een paar uropoden voorzien is. Het zesde segment draagt tevens het telson, dat als sluitstuk opgevat kan worden. | |
Achterlijf algemeen | |
Achterlijf vorm | |
1ste achterlijfsegment | |
1ste Pleopod Kieuw | |
1ste Pleopod Coxopodiet | |
1ste Pleopod Basipodiet | |
1ste Pleopod Endopodiet | |
1ste Pleopod Exopodiet | |
2de achterlijfsegment | |
2de Pleopod Kieuw | |
2de Pleopod Coxopodiet | |
2de Pleopod Basipodiet | |
2de Pleopod Endopodiet | |
2de Pleopod Exopodiet | |
3de achterlijfsegment | |
3de Pleopod Kieuw | |
3de Pleopod Coxopodiet | |
3de Pleopod Basipodiet | |
3de Pleopod Endopodiet | |
3de Pleopod Exopodiet | |
4de achterlijfsegment | |
4de Pleopod Kieuw | |
4de Pleopod Coxopodiet | |
4de Pleopod Basipodiet | |
4de Pleopod Endopodiet | |
4de Pleopod Exopodiet | |
5de achterlijfsegment | |
5de Pleopod Kieuw | |
5de Pleopod Coxopodiet | |
5de Pleopod Basipodiet | |
5de Pleopod Endopodiet | |
5de Pleopod Exopodiet | |
6de achterlijfsegment | Bestaat uit het Telson (achterlijfschild) en 2 Uropoden en vormt zo de staart |
6de Pleopod Kieuw | |
Telson | |
Uropod beschrijving | |
Uropod lengte | |
Uropod Protopodiet | |
Uropod Endopodiet | |
Uropod Exopodiet | |
Uropode 1 | |
Uropode 1 beschrijving | |
Uropode 1 lengte | |
Uropode 1 Protopodiet | |
Uropode 1 Endopodiet | |
Uropode 1 Exopodiet | |
Uropode 2 | |
Uropode 2 beschrijving | |
Uropode 2 lengte | |
Uropode 2 Protopodiet | |
Uropode 2 Endopodiet | |
Uropode 2 Exopodiet | |
Uropode 3 | |
Uropode 3 beschrijving | |
Uropode 3 lengte | |
Uropode 3 Protopodiet | |
Uropode 3 Endopodiet | |
Uropode 3 Exopodiet | |
Decapoda | |
Bij de decapoda (tienpotigen) is het kopstuk vergroeid met het borststuk en heet dan kopborststuk (cephalothorax). Ze hebben een duidelijk rugschild (carapax). De ogen zijn beweegbaar en gesteeld. Van de thoracopoden zijn de eerste drie paren vervormd tot kaakpoten. De kieuwen, welke in meer dan 1 overlangse rij gerangschikt staan, bevinden zich aan de basis van de looppoten. Een telson is aanwezig. | |
Staartstuk | |
Staartstuk segmenten | |
Poten | Aantal poten |
Scharen | Aantal scharen |
Schaarkleur | |
Looppoten | Aantal looppoten of pereiopoden |
Looppootkleur | |
Kieuwen | |
Hoogte | |
Lengte | |
Breedte | |
Dikte | |
Kleur | |
Oppervlak | |
Het leven | |
Levensvorm | Voor planten: Therofyten, Fanerofyten, Epifyten, Chamaefyten, Hemikryptofyt, Geofyten, hydrofyten, freatofyten, afreatofyten, halofyten |
Generatiewisseling | Ja/Nee |
Symmetrie | |
Voortplanting | |
Voortplanting sexueel | |
Voortplanting asexueel | |
Bevruchting | Periode van bevruchting en hoe de bevruchting plaatsvind, bij planten is dit de bloeiperiode, bij vissen de paaitijd. |
Paaigebied | |
Paaitijd | |
Nestmateriaal | |
Nestvorm | |
Nestplek | |
Bloeiperiode | Bloeiperiode van bloemvormende planten |
Bevruchtingswijze | copulatie, pelagisch, eolisch, dieren (bij planten) |
Zygote fase | |
Embryonale fase | De periode na de bevruchting en voor de geboorte |
Draagtijd | |
Dracht | |
Broedgebied | |
Broedperiode | |
Broedduur | |
Broedzorg | |
Zaadcellen | |
Eieren | |
Eieren vindkans | |
Eieren aantal | |
Eieren kleur | |
Doos beschrijving | |
Doos lengte | |
Doos breedte | |
Doos vorm | |
Doos kleur | |
Doos sculptuur | |
Laterale zoom | |
Proximale horen lengte | |
Proximale horen vorm | |
Distale horen lengte | |
Distale horen vorm | |
Proximaal veld | |
Distaal veld | |
Geboorte | Bij dieren: wanneer, na hoeveeltijd en onder welke omstandigheden vind de geboorte plaats |
Jongen | aantal geborenen per keer |
Kiemrust | tijd die kan zitten tot ontkieming, planten waarbij kieming al plaatsvind aan de plant (grassen) heten levenbarend |
Kieming | Bij planten: een- of tweezaadlobbig en wanneer, na hoeveeltijd en onder welke omstandigheden kiemt een plant |
Planula fase | |
Nauplius fase | |
Cypris fase | |
Larvale fase | De veliger fase |
Broed | Het stadium waarbij het vrije leven overgaat naar een bodem leven, de broedval, dit geldt alleen voor bodemdieren. |
Broedval | |
Metamorfose | |
Juveniele fase | De periode na een van de voorgaand gebeurtenissen en voordat er geslachtsrijpheid optreedt |
Geslachtsrijp | vanaf welke leeftijd ze instaat zijn om nakomelingen te maken |
Geslacht | mannelijk/vrouwlijk, hermafrodiet |
Voortplantingsorganen | |
Geslachtsklieren | |
Mannelijke geslachtsklieren | |
Vrouwelijke geslachtsklieren | |
Groeivorm | Alleen voor planten: bedektzadigen, korstmossen, mossen |
Bloeiwijze | Alleen voor planten: eaenmalig, overblijvend |
Zaadverspreiding | wind, water, dieren, zelf |
Groei | Overzicht van maten en leeftijd |
Kolonievormend | |
Levensverwachting | dit is meestal de maximale leeftijd die ze kunnen bereiken, enkele veel gebruikte termen: eenjarig, tweejarig, meerjarig |
Voedsel | Wat eten ze zelf |
Eet gewoonte | |
Filtratie snelheid | hoeveel water wordt er per uur gefilterd bij bijvoorbeeld schelpdieren |
Filtratie efficientie | hoeveel van het opgenomen voedsel komt ten goede van de energiehuishouding bij bijvoorbeeld schelpdieren |
Ademhaling | |
Voortbeweging | De minst bewegelijke manier van leven is door hechting aan substraat (zoals pokken), danwel door wortels in de bodem. Iets bewegelijker zijn bijvoorbeeld de mosselen. Zij hechten zich aan een oppervlak middels byssus draden, maar vergis je niet als een mossel wordt aangevallen door bijvoorbeeld een purperslak dan kan hij deze ook in de byssusdraden inspinnen. Wat dan weer heel vervelend voor de purperslak is. De belangrijkste manier om voort te bewegen is door gebruik te maken van benen. Maar schelpen kunnen zich bijvoorbeeld ook in graven met hun voet en vissen kunnen zwemmen. Kortom er zijn vele manieren van voorbeweging mogelijk. |
Verdediging | |
Vijand | door wie worden ze gegeten |
Parasieten | |
Symbiose | Met wie leeft het dier of plant, al dan niet vrijwillig, samen. |
Associatie | |
Habitat | Een beschrijving van het leefgebied. Kan de soort bijvoorbeeld aangetroffen kunnen worden in zout-, brak- en zoetwater. Op welke diepte leeft de soort? al dit soort vragen kan beantwoord worden bij Habitat. |
Diepte maximaal | |
Diepte normaal | |
Saleniteit | Het minimale en maximale zoutgehalte dat ze nodig hebben om te kunnen overleven |
Temperatuur | De temperatuur range die nodig is om in leven te blijven |
Zuurgraad | |
Dichtheden | Het aantal exemplaren per vierkante meter |
Verspreiding | Het aardrijkskundige gebied waarin we de soort leeft. Bijv. Noordzee, Oostzee, Atlantische Oceaan, etc. Dit verschilt van de Vindplaats dat de verspreiding het leefgebied is, voor schelpen geldt bijvoorbeeld dat ze hun verspreiding in zee is, maar dat ze op het strand gevonden kunnen worden. |
Verspreiding zomer | |
Verspreiding winter | |
Trekperiode | |
Bronnen | |
Literatuur | |
Websites | |
Tekst | |
Meer informatie | |
Verantwoording | |
Foto verantwoording |