Overzicht | |
| |
Het Weekdier | |
Huidskleur | geelbruin, wit, roodachtig, bruinzwart |
Lichaamslengte | 40 mm |
Lichaamsvorm | ovaal, zwakgewelfd, kalkspicula komt in de rughuid voor. |
Mantelrand | vrij breed |
Papillen | zacht, vaak spits, zonder kalkspicula |
Rhinophoren | zijn geperforieerd en staan vooraan op de rugzijde, hun opening is van onregelmatige lobjes voorzien |
Rhinophoor kleur | gelig |
Voet | bijna even breed als het lichaam en kan bij het kruipen uit de mantel steken |
Mond | omgeven door een brede lob, die op de hoeken tentakelachtig uitgetrokken is |
Radula | |
Radula beschrijving | geen middentand, de eerste zijtand is veel groter anders van vorm, de 3-8 overige zijtanden zijn haakvormig, spits en met kleine spitsjes bezet. De verdere zijtanden zijn kleiner, haakvormig en liggen dicht opeen. |
Radula formule | (3-8)-1-0-1-(3-8) |
Kieuwen | 7-9 dubbel- of driedubbelgeveerd, achteraan op de rug om de anus, aan hun basis vergroeid |
Kieuw kleur | wit met bruine stippen |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Penis | meestal bewapend |
| |
Het leven | |
Eieren | worden in een opstaande bekervormige band gelegd, april tot november |
Verspreiding | Middellandse Zee tot Noordelijke zeeën |
| |