Overzicht | |
| |
Het Weekdier | |
Huidskleur | basis kleur is geel-wit met meestal een variable bruin patroon, helemaal witte zijn zeldzaam; wratjes zijn wit |
Lichaamslengte | 40 mm |
Lichaamsvorm | ovaal; kleine afgeronde wratjes; wratjes prominenter aan de zijkant van het lichaam |
Mantel | gladde rand om de rhinophooropeningen |
Papillen | grof, met kalknaalden ondersteund |
Rhinophoren | met schuine ribbels |
Reuksprieten | schuin in de breedte geplooid |
Mond | om de mond een halfcirkelvormige huidlob met tentakelachtige hoeken |
Radula | |
Radula beschrijving | middelste tand is een lang, smal plaatje. De eerste grote zijtanden zijn haakvormig met een iets langere punt, naar het schijnt, dan bij Wrattige sterslak. De tweede kleine zijtand is spoel- of enigzins haakvormig. |
Radula formule | 1-1-1-1-1 |
Kieuwen | tot 30 stuks, afhankelijk van de grootte van het dier, dragen een groot aantal zijtakjes; achter op de rug in het midden; niervormige kieuwboog |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Penis | niet bewapend |
| |
Het leven | |
Voortplanting | In het koude winter zeewater verzamelen de dieren zich in grote groepen om voort te planten |
Paaitijd | winterperiode; kan doorlopen tot voorjaar |
Bevruchtingswijze | geslachtsorganen zitten aan de rechterzijde, dus de beide rechterzijdes liggen tegen elkaar aan tijdens het bevruchten |
Eieren | in een brede, witte, op zijn kant staande spiraalvormige, band |
Eieren aantal | per snoer 145.000 eieren |
Geslachtsrijp | 25-40 mm, soms al bij 10-15 mm |
Geslacht | hermafrodiet |
Voedsel | zeepokken, bij voorkeur de Gekartelde zeepok |
Verdediging | de mantel kan bij plotselinge verstoring een zuur afscheiden, waardoor de zuurgraad (pH) daalt tot 3, of nog lager, tot zelfs 1! (SoortenBank) |
Habitat | op hardsubstraat het liefst in de buurt van zeepokken |
Diepte maximaal | 20 meter |
Verspreiding | Beide zijden van de Noordelijke Atlantische Oceaan: Groenland tot midden Frankrijk; Noordelijke Grote Oceaan: Japan en Noord-Amerika |
| |