Overzicht | |
Lijkt op | Glanzende tepelhoren |
Synoniemen | Gewone tepelhoren |
| |
De Schelp | |
Hoogte | 40 mm |
Breedte | 40 mm |
Basis vorm | Bol |
Kleur | Verse exemplaren zijn geelgrijs of lichtbruin met op de bovenkant van de windingen donkerbruine vlekken. Strandmateriaal vaak blauwzwart. |
Windingen | 6-7, snel in grootte toenemend |
Suturen | vrij diep |
Apex | De top stomp |
Protoconch | |
Teleoconch | |
Groeilijnen | regelmatig fijn gestreept |
Lichaamswinding | |
Lichaamswinding hoogte | neemt tenminste driekwart van de totale hoogte in beslag |
Mondopening | ongeveer halve cirkelvormig |
Mondstand | scheef |
Buitenrand | scherp niet omgeslagen |
Mondrand | niet continu |
Binnenkant | vaak bruin van kleur |
Binnenrand | iets verdikt, tegen de voorlaatste winding een dun wit callus |
Callus | ja, dun wit callus |
Siphokanaal | geen |
Navel | Een diepe ronde navel. |
Operculum | |
Operculum vorm | eivormig |
Operculum materiaal | hoornachtig, met fijne stralende en concentrische strepen op het buitenoppervlak |
Nucleus | excentrische, iet iets en relief |
| |
Het Weekdier | |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
| |
Het leven | |
Embryonale fase | de larven ontwikkelen zich in het ei tot jonge slakjes. Dit duurt ongeveer 2 maanden |
Eieren | afgezet op de zeebodem als een breede gelei-achtig kraag van ongeveer 8 cm doorsnede. In dit eiersnoer komen op regelmatige afstand holten voor waarin zich de eieren bevinden (ongeveer 50). Van deze eieren ontwikkelen zich enkele (3 tot 4) tot normale larven, de overige dienen als voedsel voor de embryonen. |
Voedsel | met behulp van een zuur wordt de schelp verweekt, waarna met de radula een gat in de schelp geboord wordt. Met de proboscis wordt dan het weekdier opgezogen. Boorgaten van de gewone tepelhoren zijn te herkennen aan de konische vorm. Meestal zitten de boorgaten ter hoogte van de umbones omdat de gewone tepelhoren zijn voet zo om de schelp heen vouwt, om deze vast te houden, dat de kop van de slak dan tot ongeveer de umbo reikt, dit natuurlijk afhankelijk van de afmetingen van zowel gewone tepelhoren als tweekleppige. |
Verspreiding | Europese kusten van de Atlantische oceaan. Ook in de Middellandse Zee. |
| |