Overzicht | |
Exoot | ja; vermoedelijk geintroduceerd met de invoer van Japanse oesters en/of Filipijnse tapijtschelp |
| |
De Schelp | |
Hoogte | 15 mm |
Dikte | dun; breekbaar |
Basis vorm | cilindrisch |
Kleur | transparant; lege schelpen kunnen wittig of bruinig zijn |
Windingen | laatste winding sluit de voorgaande in |
Apex hoek | vlak |
Protoconch | |
Teleoconch | |
Oppervlakte | glad met alleen groeilijnen |
Lichaamswinding | |
Mondopening | over de gehele hoogte, naar boven toe smaller wordend, omgekeerde kommavorm |
Operculum | |
| |
Het Weekdier | |
Lichaam | strengvormig orgaan van Hancock |
Huidskleur | grijs tot lichtbruin of groenachtig met donkere en lichtere vlekken |
Lichaamslengte | 33 mm |
Kop | hamervormig; met lange overhangende koplobben |
Tentakels | nee |
Rhinophoren | nee |
Staart | breed, vlak |
Ogen | 2; boven op de kop; in een ongepigmenteerd veld |
Radula | |
Rhachis-tand | driepuntig |
Lateralia | hebben aan de binnenzijde een bijkomend puntje (Alvarez et al. (1993, als H. callidegenita Gibson & Chia, 1989) en/of Gosliner & Behrens (2006)) |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Schelpdracht | kan zich niet volledig in de schelp terugtrekken; tijdens het kruipen wordt de schelp opzij en van achter deels door mantelflappen bedekt |
| |
Het leven | |
Voortplanting | Ze lijken in de zomer en het najaar naar ondieper water te trekken om daar op wieren en andere stevige ondergronden de eipakketjes af te zetten |
Eieren | geel, in rijen in een langgerekte gelatine-achtige massa; worden meestal afgezet op wieren |
Voedsel | kiezelwieren, groenwieren en roodwieren |
Habitat | leven op zachte bodems |
Temperatuur | goed bestand tegen lage wintertemperaturen |
Verspreiding | Van oorsprong uit het westen van de Grote Oceaan; Geïntroduceerd aan de Oostkant van de Grote Oceaan, aan de kusten van Noord-Amerika; daarna in Italië, Spanje en Frankrijk en sinds 19 juni 2018 waargenomen in het Veerse Meer bij Wolphaartsdijk. |
| |