Overzicht | |
Vormen | Bij de variatie Interrupta ontbreekt de oppervlaktestructuur en het is ook kleiner, nl. hoogte: 3 tot 3,5 mm, breedte 1,8 tot 2 mm. |
Synoniemen | Turboella parva (da Costa) |
De Schelp | |
Dikte | weinig tot niet doorschijnend |
Basis vorm | torenvormig |
Kleur | geelbruin vaak met donkerder bruine spiraalbanden |
Windingen | 7 tot 8, regelmatig in grote toenemend |
Winding sculptuur | zeer fijn gestreept in vertikale en spiraal richting en bovendien voorzien van zeer duidelijke vertikale ribben. Iets glanzend. Onvolwassen exemplaren aan de peripherie iets gekield |
Apex | spits, glad |
Protoconch | |
Teleoconch | |
Lichaamswinding | |
Lichaamswinding sculptuur | Ongeveer 8 ribben |
Mondopening | eivormig, iets violet gekleurd |
Mondstand | niet of weinig scheef |
Buitenrand | verdikt als hij met een rib samenvalt, scherp en dun daartussen |
Mondrand | continu bij volwassen exemplaren, onderrand iets uigebogen |
Siphokanaal | nee |
Navel | gesloten of als zeer nauwe spleet |
Operculum | |
Operculum materiaal | hoornachtig |
Nucleus | excentrisch |
Het Weekdier | |
Radula | |
Radula formule | 2.1.1.1.2 |
Rhachis-tand | loopt aan de basishoeken spits uit |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Geslacht | gescheiden |
Verspreiding | Atlantische en Mediterrane kusten van West-Europa |
Bronnen | |
Literatuur |
|