Overzicht | |
Lijkt op | Noordkromp, de Noordkromp heeft echter geen mantelbocht en is ronder dan de Amerikaanse venuschelp |
Tijdvak | van Mioceen in Noord-Amerika |
De Schelp | |
Basis vorm | Scheef-driehoekig |
Hoogte | 90 mm |
Semidiameter | 55 |
Onderrand | gecreneleerd |
Apex | voor het midden |
Periostracum | |
Periostracum kleur | geelbruin |
Ostracum | |
Ostracum kleur | geelachtig-bruin |
Ostracum structuur | weinig of geen glans |
Parallelle sculptuur | fijne groeilijnen en grovere ribben op regelmatige afstand. Naar voor en achter toe liggen de ribben dichter op elkaar. |
Lunula | klein hartvormig met fijnere sculptuur |
Areola | duidelijk |
Area | gescheiden via een onscherpe richel |
Binnenkant kleur | wit |
Binnenkant structuur | porseleinachtig glanzend, soms iets paars gevlekt naar het achtereinde en het slot |
Umbonale holte | sterk gewelfd |
Slot | |
Ligament | Ligamentum profundum |
Cardinale tanden | 3 |
Mantelbocht | spits toelopend |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 2, even groot |
Het Weekdier | |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Levensverwachting | 25-40 jaar2 |
Verspreiding | Westzijde van de Noord-Atlantische Oceaan van St. Lawrencebaai tot de Golf van Mexico. Voor 1936 uitgezet in West-Frankrijk. Aan het eind van de jaren 50 zijn door Prof. Korringa een aantal exemplaren uitgezet bij De Piet (Veerse Meer) om te zien hoe zij het zouden doen. Er is daarna een bescheide populatie onstaan in de Oosterschelde. Het is het meest waarschijnlijk dat de nu aanwezige exemplaren afkomstig zijn van dit experiment, maar natuurlijk kunnen we niet uitsluiten dat ze afkomstig zijn door nieuwe aanvoer uit bijvoorbeeld de exemplaren bij Frankrijk. |
Bronnen | |
Literatuur |
|