Overzicht | |
Tijdvak | vanaf het Plioceen |
Bijzonderheden | Kunnen ook aangetroffen worden in boorgangen van boormossels. Zij boren de gangen dus niet zelf. De vorm van de boorgangen heeft invloed op de vorm van de tapijtschelp. |
De Schelp | |
Hoogte | 75 mm |
Lengte | 50 mm |
Semidiameter | 25 |
Bovenrand | bijna parallel met de onderrand |
Onderrand | langwerpig rond |
Voorrand | rond |
Achterrand | schuin afgeknot |
Gelijkzijdig | nee |
Gelijkkleppig | ja |
Umbo | prosogyr |
Apex | voor het midden |
Periostracum | |
Ostracum | |
Ostracum kleur | Geelbruin tot grijsbruin, met vooral op de achterzijde vaak een geblokt vlekkenpatroon |
Parallelle sculptuur | fijn, sterk traliewerk vormend met radiale sculptuur, aan de achterkant overheersen de concentrische lijnen |
Haakse sculptuur | fijn |
Lunula | geen |
Areola | geen |
Area | duidelijk |
Binnenkant kleur | wit, geelachtig of lichtrose, soms met paarse vlekken aan de achterzijde en het slot |
Slot | |
Ligament | ligamentum profundum |
Nymf | ingesloten |
Slot-type | heterodont |
Cardinale tanden | 3, waarvan de buitenste onder de top een hoek maken die groter is dan 90 graden. |
Laterale tanden | 0 |
Mantellijn | de onderkant van de mantellijn en de mantelbocht vallen niet of nauwelijks samen |
Mantelbocht | reikt niet tot aan het midden. Onderkant van de mantellijn en de mantelbocht vallen niet of nauwelijks samen en de bocht loopt schuin omhoog en is tongvormig toegespitst. |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 2 |
Voorste sluitspierindruksel | druppelvormig |
Achterste sluitspierindruksel | rond |
Het Weekdier | |
Siphonen | Alleen aan de basis vergroeid, verder vrij. |
Voet kleur | wit |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Vijand | mens |
Habitat | Op een bodem van zand met grint en schelpen |
Verspreiding | Oostzijde van de Noord-Atlantische Oceaan tot aan en in de Middelllandse Zee. Niet in de Oostzee. |
Bronnen | |
Literatuur |
|