Overzicht | |
Determinatie | jonge exemplaren zijn van abra soorten te onderscheiden door het ontbereken van laterale tanden. |
Vindplaatsen | Op schorren en slikken tot wel 3.000 exemplaren per m2 |
Tijdvak | vanaf het Pleistoceen |
De Schelp | |
Basis vorm | rond, ovaal |
Hoogte | 45 mm |
Lengte | 60 mm |
Semidiameter | 15 |
Dikte | dun |
Voorrand | rond, weinig gapend |
Achterrand | iets afgeknot met zeer vage plooien, weinig gapend |
Gelijkzijdig | ja |
Gelijkkleppig | ja |
Umbo | orthogyr |
Apex | in het midden, weinig uitspringend |
Periostracum | |
Periostracum dikte | dun |
Periostracum kleur | Geelbruin |
Periostracum structuur | vezelig |
Ostracum | |
Ostracum kleur | Grijswit of geelbruin; mat, strandmateriaal vaak blauw, wit of bruin verkleurd |
Ostracum structuur | glanzend of bijna zonder glans |
Parallelle sculptuur | fijne groeilijnen, aan de voor- en achterkant wat duidelijker |
Binnenkant structuur | glanzend |
Umbonale holte | weinig gewelfd |
Slot | |
Ligament | uitwendig |
Tensilium vorm | kort |
Resiliumveld | scheef-driehoekige holte |
Slot-type | heterodont |
Slottanden | weinig ontwikkeld, tanden klein (hemidapedont) |
Cardinale tanden | L: 1 R: 2 L: 1 R: 2 |
Laterale tanden | 0 |
Mantelbocht | ver over het midden, onregelmatig en wijd |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 2 |
Voorste sluitspierindruksel | zeer langwerpig |
Achterste sluitspierindruksel | rechthoekig of driehoekig |
Het Weekdier | |
Siphonen | dun, sterk verlengd, vooral de instroomsipho is duidelijk langer dan de lengte van de schelp. Siphonen zijn vrij over hun gehele lengte en hebben elk een eigen schacht in het slik |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Voedsel | detritus |
Habitat | ingegraven (7-12 cm) in fijne slikbodems, siphonen boven de modder |
Verspreiding | Oostzijde van de Atlantische Oceaan van Zuid-Noorwegen tot Marokko. Ook in de Middellandse Zee. In de Oostzee alleen levend in het westelijk deel. |
Bronnen | |
Literatuur |
|