Overzicht | |
Tijdvak | mogelijk reeds in Mioceen, zeker al in Plioceen, niet in eemlagen |
| |
De Schelp | |
Basis vorm | hoofdzakelijk rond |
Hoogte | 60 mm |
Semidiameter | 45 |
Dikte | Stevig en ondoorschijnend |
Onderrand | gecreneleerd |
Voorrand | concaaf bij lunula, daarna convex |
Achterrand | recht of iets gebogen |
Umbo | in het midden of iets ervoor |
Apex | voor het midden |
Periostracum | |
Periostracum dikte | ontbreekt gewoonlijk bij volwassen exemplaren |
Ostracum | |
Ostracum kleur | geelachtig-bruin, effen of gevlekt met fletsbruine tot paarsbruine vlekken |
Ostracum structuur | weinig of geen glans |
Parallelle sculptuur | regelmatige ribben, die bij onbeschadige exemplaren lamelleus zijn en naar de voor- en achterzijde knobbelig of bladachtig worden. Tussen de ribben nog fijnere groeistrepen. |
Haakse sculptuur | vanuit de top stralen zwakke ribben, vooral aan de voor- en achterzijde zijn zij duidelijk |
Lunula | klein, hartvormig, met fijnere sculptuur |
Areola | duidelijk |
Area | afgescheiden door een onscherpe richel |
Binnenkant kleur | wit, naar de achterzijde vaak paarsbruin |
Binnenkant structuur | porseleinachtig glanzend |
Slot | |
Ligament | Ligamentum profundum |
Slotplaat | vrij breed |
Cardinale tanden | 3 |
Voorste laterale tanden | soms nog 1 tand |
Mantelbocht | tongvormig, zeer diep |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 2, ongeveer even groot |
| |
Het Weekdier | |
Mantelrand | van korte franje voorzien |
Siphonen | vrij kort en gescheiden aan de uiteinden |
Byssus | nee |
Radula | |
Kieuwen | twee paar kieuwen, de buitenste kleiner dan de binnenste |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
| |
Het leven | |
Habitat | tot ongeveer 35 meter diep |
Verspreiding | Oostzijde van de Atlantische Oceaan van Engeland en Ierland tot de Kanarische eilanden. Ook in de Middellandse Zee. Bovendien in Zuid-Afrika. |
| |