De Fint is een haringachtige. Hij paait in zoetwater en groeit op in zee. Finten bevatten net als alle haringachtigen veel fijne graatjes. De fint kan verwarred worden met de Elft, er komen zelfs kruizingen van de twee soorten voor (papzakken).

Synoniemen | : | meivis |
Lijkt op | : | te onderscheiden van de Elft door kieuwboogzeven (Fint: tot 60 kieuwboogaanhangsels (branchiospines: de niet rode lamellen van de kieuw), Elft heeft er 80 of meer), en de Elft heeft maximaal 3 stippen; als de vis groter is dan 50 cm is het waarschijnlijk een Elft |
Lengte | : | 600 mm |
Gewicht | : | 1 kg |
Lichaam | : | zijdelings sterk afgeplat |
Huid | : | ja |
Kleur | : | buik zilverachtig; rug goud tot groen, soms blauw; achter het kieuwdeksel 3 of meerder zwarte stippen (tot wel 10) |
Schubben | : | ja1 |
Beschrijving | : | 60 schubben in de lengte richting1 |
Mond | : | ja |
Beschrijving | : | eindstandig, uitklapbaar |
Vorm | : | Onderkaak steekt uit ten opzichte van de bovenkaak2 |
Sensoren | : | ja |
Geluid | : | ja |
Druk | : | ja |
Zijlijn | : | nee |
Ademhalingsorgaan | : | ja3 |
Kieuwen | : | ja3 |
Vorm | : | draderig3 |
Kieuwdeksels | : | ja1 |
Oppervlak | : | radiair gestreept1 |
Vinnen | : | ja3 |
Rugvin | : | ja |
Beschrijving | : | kort driehoekig |
Vinstralen | : | 18-21 |
Vetvin | : | nee |
Staartvin | : | ja |
Beschrijving | : | sterk gevorkt |
Anaalvin | : | ja |
Beschrijving | : | lang |
Vinstralen | : | 19-27 |
Voedsel | : | vis (sprot), aasgarnalen |
Vijand | : | walvissen en dolfijnen, snoeken |
Saleniteit | : | 3-35 ‰ |
Temperatuur | : | ≤21 °C |
Verspreiding | : | Atlantische Oceaan kusten, Middellandse Zee, Kaspische Zee, Zwarte Zee, Noordzee, Oostzee |
Paaitijd | : | april, mei, juni |
Paaigebied | : | zoetwater, langzaam stromend water, waar de getijde werking niet meer merkbaar is |
Eieren | : | na afzetting nemen ze water op en zinken naar de bodem; ontwikkelen zich in 72 tot 120 uur tot een vrijzwemmend embryo |
Embryonale fase | : | 4-9 mm; hebben een ovale dooierzak; na 15-20 dagen zijn ze 13-15 mm en is de dooierzak op |
Larvale fase | : | verplaatsen zich gedurende zomer richting estuarium om in de herfst naar zee te trekken (10-12 cm); eten fijn plankton; |
Geslachtsrijp | |
Vrouw | : | 5 jaar |
Man | : | 3 jaar |
Levensverwachting | : | 7-13 jaar |
Literatuur | : | - De Laak, G.A.J.. (2009). Kennisdocument fint, Alosa fallax (Lacépède, 1803) Kennisdocument 26: Sportvisserij Nederland, Bilthoven.
|
Bronnen | : | - https://strandwerkgemeenschap.nl/Alosa
- https://strandwerkgemeenschap.nl/Clupeidae
- https://strandwerkgemeenschap.nl/Actinopterygii
|