Lengte | : | 170 mm |
Lichaam | : | langwerpig, slangachtig; mannetjes hebben een broedbuidel, dit zijn twee huidplooien aan de buikzijde |
Kleur | : | Donkerbruin met donkere vlekken aan de bovenzijde, die vaak dwarsbanden vormen; buik crème; vaak een donker vlekje voor de ogen |
Snuit | : | Snuit korter dan een halve koplengte (gemeten vanaf de kieuwdeksels); geen benige uitstulping achter de kop |
Huid | : | ja |
Schubben | : | nee |
MondIngang voor voedingsstoffen, ook bekend als instroomopening. | : | ja 1 |
Beschrijving | : | langgerekt; kleine mondopening 1 |
Vorm | : | Buisvormig 2 |
Kaken | : | ja 3 |
Tanden | : | nee |
Ademhalingsorgaan | : | ja 1 |
Kieuwen | : | ja 1 |
Vorm | : | haarachtig 1 |
Opening | : | 1 opening afgedekt met een kieuwdeksel 4 |
Vinnen | : | ja |
RugvinVin(nen) op de rug, kunnen er afhankelijk van de soort 1,2 of 3 zijn. | : | ja |
Beschrijving | : | met een gestraald uiterlijk 5 |
Vorm | : | vlagvormig |
Vinstralen | : | 36-45 |
VetvinEen vin op de rug dicht bij de staart die geen vinstralen heeft en dik, vettig, aanvoelt | : | nee 1 |
StaartvinDe achterste vin waarme het dier zichzelf voortbeweegt | : | ja |
Symmetrisch | : | ja 6 |
Beschrijving | : | met een gestraald uiterlijk 5 |
Vorm | : | waaiervormig |
Gepaarde vinnenGepaarde vinnen zijn vinnen waarvan er 2 zijn, zoals de buikvinnen en borstvinnen. | : | ja 4 |
BorstvinVinnen op de zijkant van de vis dicht bij de kieuwopening (LET OP: bij platvissen is dat dus onder en boven) | : | ja |
Beschrijving | : | Vinstralen geteld bij 2 ex. |
Vinstralen | : | 9 |
BuikvinVinnen op de buik voor de anus. | : | nee 1 |
EndoskeletEen versteviging in het lichaam dat niet direct vanaf de buitenkant zichtbaar is | : | ja 2 |
Ruggegraat | : | ja 7 |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 2 |
Beenringen | : | ja 2 |
Beschrijving | : | 13-18 ringen vóór de anaalopening, 37-42 ringen achter de anaalopening |
Voedsel | : | Kleine kreeftachtigen en vislarven. |
Habitat | : | Leeft tot een diepte van 20 meter onder en tussen met wieren begroeide stenen en op zandbodems in riviermondingen. |
Saleniteit | : | kunnen tegen zoet en brakwater |
Verspreiding | : | Oostelijk deel van de Atlantische Oceaan van Zuid-Noorwegen tot Noord-Spanje. |
Paaitijd | : | zomer |
Eieren | : | 100-250 eieren worden door het vrouwtje gelegd in de broedbuidel van verschillende mannetjes. De broedbuidel van elk mannetje bevat 50-100 eitjes van verschillende vrouwtjes. |
Geboorte | : | Na drie weken komen de eieren uit. Ze zijn dan 13 tot 14 millimeter lang. |
Juveniele fase | : | Verlaten de broedbuidel als ze 15 mm lang zijn. |
Geslachtsrijp | : | ≥1 jaar |
Levensverwachting | : | 6 jaar |
Aquariologie | : | zeenaalden zijn relatief makkelijk te houden in een aquarium. Ze houden van weinig stroming en hebben plekken nodig om zich te hechten en te verbergen zoals wieren. 1 |
Voedsel | : | Ze willen levend voedsel. Ze hebben moeite met voedselconcurrentie, dus ze worden het beste gehouden in een omgeving met alleen de eigen soort of met soorten die een ander voedsel patroon hebben. 1 |
Websites | : | |
Bronnen | : |
|