Colpomenia peregrina Sauvageau, 1927
Oesterdief
- Biota - Chromista - Harosa - Heterokonta - Ochrophyta -
Phaeophyceae - Fucophycidae - Ectocarpales - Scytosiphonaceae - Hydroclathreae - Colpomenia
een bolvormig, gekreukt wiertje. De Oesterdief is altijd hol. Het oppervlak van de bol voelt glad aan.
Lengte | : | 250 mm |
Breedte | : | 250 mm |
Kleur | : | groen, bruin; aangespoelde exemplaren zijn vaker groen |
Thallus | : | ja |
Dikte | : | dun; scheurt als papier |
Vorm | : | bolvormig |
Structuur | : | glad; binnenzijde ruw |
Luchtblazen | : | ja |
Aantal | : | 1 |
Cellen | : | ja 1 |
Chloroplast | : | ja 1 |
Chlorofyl a | : | ja 1 |
Chlorofyl c | : | ja 1 |
Fucoxanthin | : | ja 1 |
Habitat | : | laag in het litoraal en het sublitoraal; vaak groeiend op andere wieren, of op rotsen. |
Foto verantwoording | : | Laatste 4 foto's van Frank Perk |
Determinatie | : | Deze soort kan verward worden met de Valse oesterdief (Leathesia marina). De Oesterdief wordt groter, gemiddeld 7 tot 9 cm, maar kan groeien tot wel 25 cm en kan door zijn drijfvermogen daadwerkelijk oesters verplaatsen. Ook is de Oesterdief van binnen ruwer van structuur. Om te bepalen of het om een Leathesia soort gaat kan naast de structuur aan de binnenkant ook geknepen worden in het wier, de Leathesia zal knappen, andere soorten worden alleen plat, maar blijven heel. |
Bronnen | : | - https://strandwerkgemeenschap.nl/wieren/Phaeophyceae
|