Overzicht | |
Beschrijving | een bolvormig, gekreukt wiertje. Jonge exemplaren zijn massief, maar tijdens de groei wordt in de bol een gas geproduceerd dat ervoor zorgt dat de Valse Oesterdief los kan komen van de bodem zodat het wier mee gevoerd kan worden door de stroming, blijft wel altijd net onderwater. De groei begint aan het einde van de lente en de planten verdwijnen vroeg in de herfst. |
Determinatie | Deze soort kan verward worden met de Oesterdief (Colpomenia perigrina). De Oesterdief wordt groter, gemiddeld 7 tot 9 cm, maar kan groeien tot wel 25 cm. Ook is de Oesterdief ruwer van structuur. Om te bepalen of het om een Leathesia soort gaat, knijp het wier plat tussen je vingers, de Leathesia zal knappen of uit elkaar vallen, andere soorten worden alleen plat, maar blijven heel. |
Synoniemen | Leathesia difformis |
| |
Wieren | |
Lengte | 50 mm |
Breedte | 50 mm |
Kleur | geel, geelbruin; aangespoelde exemplaren zijn vaker groen |
Thallus | |
Thallus vorm | bolvormig |
Thallus structuur | glad, slijmerig; binnenkant slijmerig |
Luchtblazen | 1; jonge exemplaren zijn massief |
Voorplantingsorganen | |
Cellen | |
| |
Het leven | |
Habitat | laag in het litoraal en het sublitoraal; vaak groeiend op andere wieren, of op rotsen. |
Verspreiding | Atlantische Oceaan en de Noordzee. In Nederland voornamelijk in de Grevelingen, maar ook in Oosterschelde en de waddenzee, spoelt aan langs de hele Nederlandse kust. Oostelijke Pacifische kust van de Beringzee tot Chili. |
| |