Lichaam | : | ja 1 |
KopHet deel van het dier dat het voedselinname-orgaan bevat. Daarnaast zijn er ook vaak zintuigen aanwezig voor zien, proeven, ruiken en voelen. De voorvoegsels cephal- en cephalo- betekenen hoofd van het Grieks kef&aecute;li. | : | ja 1 |
CirriEen soort kromme klauwachtige pootjes | : | ja 2 |
Aantal | : | 6 2 |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 3 |
Materiaal | : | chitine, amorf calciumcarbonaat, calciet 1 |
Wandplaten | : | ja 3 |
Aantal | : | 6 3 |
Beschrijving | : | glad of geribbeld; onderrand is voorzien van richels, wandjes, geen of nauwelijks kanalen |
Scutum | : | ja |
Beschrijving | : | wordt gekenmerkt door een scharnierrichel langs het tergum; een een korte aanhechtingsrichel voor de spier (adductor) waarmee het deksel wordt dicht getrokken en diepe, doorschijnende holtes voor deze spier en voor de laterale spier (depressor) die het deksel omlaag trekt |
Bodem | : | ja |
Beschrijving | : | bodemplaat verkalkt, soms moeilijk te zien, zeker bij kleine exemplaren; radiaire groeven |
Tergoscutale flappen | : | effen paarsbruin |
Habitat | : | in het midden van de getijdenzone |
Verspreiding | : | Oorspronkelijk van de Pacifische kust en door de mens verspreid over de wereld. Vanaf 2016 aangetroffen in België en sinds 2018 in Nederland. |
Evolutie | : | vermoedelijk ontstaan vanuit de gesteelde variant, de eendenmossels 2 |
Exoot | : | ja |
Voortbeweging | : | leeft vastgehecht op een harde ondergrond 2 |
Voortplantingsorganen | : | Alle pokken hebben een penis en wel het, in verhouding, langste geslachtsorgaan van alle dieren. Als je vast gekit zit aan een ondergrond is het heel moeilijk om aan geslachtelijke voortplanting te doen. Met de lange penis reiken ze naar de pokken in de buurt. Als ze een exemplaar vinden dan is degene die de ander gevonden heeft en penetreert het mannetje. Het ontvangende exemplaar wordt dan het vrouwtje. 2 |
Nauplius fase | : | vrijzwemmend, lijkt dan nog erg op andere kreeftachtige larven. 2 |
Beschrijving | : | vrij levend 4 |
Cypris fase | : | Bij het kiezen van een vaste ondergrond worden de larven geleidt door een geurstof van andere pokken zodat ze zich vestigen in de nabijheid van anderen zodat geslachtelijke voortplanting mogelijk is. 2 |
Vrijzwemmend | : | ja 5 |
Kop | : | ja 5 |
Segment 2 | : | ja 5 |
Antennula | : | ja 5 |
Aantal | : | 2 5 |
Beschrijving | : | Worden in deze fase gebruikt om een substraat te vinden. Bij een geschikt substraat hechten de antennula zich aan het substraat. 5 |
Thorax | : | ja 5 |
Zwempoten | : | ja 5 |
Aantal | : | 12 5 |
Beschrijving | : | vrij levend 4 |
Volwassen fase | : | Vastzittend aan een ondergrond 6 |
Levensverwachting | : | 10 jaar |
Literatuur | : |
|
Bronnen | : |