 Grijze snoerworm
 Grijze snoerworm  - Biota - Animalia - Nemertea - Hoplonemertea - Monostilifera - Eumonostilifera - Amphiporina - Emplectonematidae - Emplectonema
 - Biota - Animalia - Nemertea - Hoplonemertea - Monostilifera - Eumonostilifera - Amphiporina - Emplectonematidae - Emplectonema| dt>alivinculair | : | aan de voorkant twee clusters met 3-6 ogen, daarachter twee cirkelvormige clusters met 6-9 ogen | 
| Lichaam | : | ja | 
| Beschrijving | : | huid is geheel met trilharen bedekt | 
| Lengte | : | 500 mm | 
| Breedte | : | 4 | 
| Vorm | : | slang; lang; gelijke breedte over het gehele lichaam; kan zeer goed samentrekken | 
| Kleur | : | licht- tot donkergrijs/grijsgroen (soms grijsbruin); zijkanten crème kleurig | 
| Structuur | : | zachte, gladde, slijmerige dieren 1 | 
| Segmenten | : | nee | 
| Trilharen | : | ja | 
| KopHet deel van het dier dat het voedselinname-orgaan bevat. Daarnaast zijn er ook vaak zintuigen aanwezig voor zien, proeven, ruiken en voelen. De voorvoegsels cephal- en cephalo- betekenen hoofd van het Grieks kef&aecute;li. | : | ja | 
| Vorm | : | afgrond; breder dan het lichaam; iets afgeplat | 
| Proboscisslurf; een lange holle buis op de kop die gebruikt wordt voor prikken of het opzuigen van voeding | : | ja | 
| Beschrijving | : | voorzien van papillen; het omhulsel kan tot 1/3 van de lichaamslengte zijn | 
| Staart | : | stomp afgerond | 
| Sensoren | : | ja | 
| Licht | : | ja | 
| Ogen | : | ja | 
| Beschrijving | : | klein; aan de voorkant twee clusters met 3-6 ogen, daarachter twee cirkelvormige clusters met 6-9 ogen | 
| Aantal | : | 20-30 (of meer) | 
| Kleur | : | zwart | 
| Geslachtsorganen | : | ja | 
| Kleur | : | wit of geelachtig | 
| Hersenen | : | ja | 
| Beschrijving | : | achter de kop zitten twee dofrode zenuwknopen die de aansturing van het beest voor hun rekening nemen. | 
| Darmkanaal | : | rechtdoor tot aan de anus 1 | 
| Voedsel | ||
| Eetgewoonte | : | vangt met zijn slurf (probocis) dieren van ongeveer zijn eigen lengte | 
| Habitat | : | Rotsige kusten in het intergetijden gebied; | 
| Diepte | : | ≤100 m | 
| Vindplaatsen | : | Onderstenen in het litoraal; wordt vaak in een knoop aangetroffen | 
| Verspreiding | : | West kust van Noord-Amerika; Chili; de kusten van Noord Europa; het Middellandse Zee-gebied; het Kamchatka schiereiland; Japan | 
| GeslachtHermafrodiet of geslachtelijke voortplanting, zie ook geslachtsorganen | : | gescheiden 1 | 
| Paaitijd | : | april, mei, juni | 
| PilidiumLarve van de Nemertea | : | ja 1 | 
| Beschrijving | : | larve leeft 2-4 weken in het plankton 1 | 
| Regeneratie | : | ja 1 | 
| Beschrijving | : | Ze hebben een groot regeneratie vermogen en bij verstoring breken ze makkelijk in fragmenten. De verschillende fragmenten kunnen opnieuw uitgroeien tot volwaardige snoerwormen. 1 | 
| Websites | : | |
| Bronnen | : |