Overzicht | |
Tijdvak | zijn al bekend vanuit het Carboon.1 |
Synoniemen | Chlamys varia (Linnaeus, 1758) |
Bijzonderheden | de voet wordt ook gebruikt om de schelp te poetsen en kan hinderlijke voorwerpen uit de schelp verwijderen.1 |
| |
De Schelp | |
Basis vorm | ovaal of bijna rond1 |
Hoogte | 65 mm |
Lengte | 55 mm |
Convexiteit | linker en rechter klep ongeveer even bol |
Bovenrand | driehoekig |
Onderrand | rond |
Voorrand | rond |
Achterrand | rond |
Gelijkzijdig | nee |
Gelijkkleppig | nee |
Oren | ja, linker achterste gelijk aan rechter achterste, voorste oor is groter |
Umbo | orthogyr |
Apex | in het midden |
Periostracum | |
Periostracum kleur | bruin1 |
Ostracum | |
Ostracum kleur | Zeer variable; paarsachtig, geel-oranje, roodbruin, soms gevlekt |
Haakse sculptuur | 25-33, smalle ribben |
Groeven | zeer fijne, chevronvormige lijntjes |
Oppervlakte sculptuur | Verse exemplaren kunnen ruwe stekels hebben op de ribben door opstaande schubben |
Area | smal1 |
Slot | |
Ligament | inwendig |
Tensilium vorm | driehoekig1 |
Tensilium plek | in het midden van de bovenrand1 |
Resiliumveld | holte |
Slot-type | anodont |
Cardinale tanden | 0 |
Laterale tanden | 01 |
Voorste laterale tanden | L: zwakke groef R: 2 zwakke laterale tanden |
Mantellijn | enkelvoudig |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 11, juveniele schelpen hebben 2 spierindruksels2 |
Voorste sluitspierindruksel | 01 |
Achterste sluitspierindruksel | 1, bijna centraal iets achter het midden en is duidelijk uit twee afdelingen samengesteld: een groot rond stuk met dwarsgestreepte spiervezels, dat de zwembeweging uitoefent en een klein stuk, dat aan de achterzijde sikkelvormig tegen het ronde aan ligt, met overlangs gestreepte spiervezels, die de schelp gesloten houden.1 |
Byssusopening | in het rechter voorste oor een inkeping |
| |
Het Weekdier | |
Mantelrand | vrij, bezitten goed ontwikkelde maar uiterst kleine ogen die langs de rand van de vlezige mantel zijn geplaatst. De Pectinidae reageren onmiddellijk op veranderingen in lichtintensiteit of nabijgelegen bewegende voorwerpen. De ogen reageren op licht en donker, maar hebben geen beeldvorming.1 |
Siphonen | 01 |
Voet vorm | klein, vingervormig, bij voorste schelpopening, onder het voorste oortje1 |
Byssus | ja1 |
Byssusklier | een overlangse spleet in de voet1 |
Radula | |
Kieuwen | twee kieuwen, een linker en een rechter, elke weer in twee kieuwplaten verdeeld1 |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Mannelijke geslachtsklieren | lichtgeel1 |
Vrouwelijke geslachtsklieren | oranjerood1 |
| |
Het leven | |
Bevruchting | twee maal per jaar eieren, in maart-april en september-oktober. Bliven na de bevruchting nog enige tijd bij de moeder in de mantel |
Larvale fase | Larvale schelpen bezitten en taxodont slot1 |
Geslacht | Kunnen hermafrodiet of van twee geslachten zijn (maximus, opercularis en varius zijn hermafrodiet, tigerinus en distortus onbekend).1 |
Groei | 1 maand | 3 mm | 1 jaar | 31 mm | 2 jaar | 45 mm |
|
Levensverwachting | 4 jaar |
Voortbeweging | Sommige soorten Pectinidae zijn bekend om hun zwem capaciteit. Een Pectinidae zwemt door water op te nemen door zijn klep te openen, waarna hij bij het sluiten van de klep het water met grote kracht aan de scharnierkant eruit spuit, door middel van het velum. Het velum is een gordijnachtige vouw van de mantel die wordt gebruikt om de stroom van het water rond het scharnier, als beweegbare stralen, of de vleugels te leiden. Het normale zwemmen is in de richting van klep opening, maar de Pectinidae kan scherp van richting veranderen door gebruik van het velum.1 |
Habitat | Vast gehecht met de byssus vormen ze kolonies |
Verspreiding | Alle zeeën van de wereld, in de tropen veel rijker aan soorten dan in de gematige breedten.1 |
| |