Lijkt op | : | Sint jacobsschelp (Pecten jacobaeus), te onderscheiden doordat bij de St. Jacobsschelp de ribben hoekiger zijn dan bij de Grote mantel. Bij de Grote mantel zijn de ribben ronder van vorm; Er is geen duidelijk verschil in DNA gevonden tussen de twee. 1 2 | ||||
Lengte | : | 170 mm | ||||
Hoogte | : | 180 mm | ||||
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 3 | ||||
Schelp | : | ja 4 | ||||
Vorm | : | tweekleppig; rond | ||||
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | nee 4 | ||||
Convexiteit | ||||||
Links | : | plat, bij jonge exemplaren bol | ||||
Rechts | : | 15 mm | ||||
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee 4 | ||||
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | steekt weinig uit | ||||
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | breed | ||||
Bovenrand | : | recht | ||||
Onderrand | : | rond | ||||
Oren | : | ja 4 | ||||
Beschrijving | : | bij volwassen exemplaren is links en rechts elkaars spiegelbeeld, bij jonge exemplaren is het rechter voorste oor voor iets uitgesneden (byssus). | ||||
Aantal | : | 2 4 | ||||
Groeilijnen | : | Zijn jaarringen, groeit langzamer op latere leeftijd waardoor de ringen dichter bij elkaar staan en moeilijker te onderscheiden zijn. 2 | ||||
Periostracum | : | ja 4 | ||||
Kleur | : | bruin 4 | ||||
Ostracum | : | ja | ||||
Kleur | ||||||
Links | : | bruinachtig richting geel | ||||
Rechts | : | bruinachtig richting rood | ||||
Structuur | ||||||
ParallelDe structuur parallel aan de groeilijnen | : | zeer fijn | ||||
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | ja | ||||
Aantal | : | 14-17 | ||||
Vorm | : | met ronde hoeken, niet kanteelvormig | ||||
GroefDe groef is de ruimte tussen de ribben | : | met fijne kleine ribben | ||||
AreaEscutcheon of rugveld | : | smal 4 | ||||
LigamentHet uit conchioline bestaande onderdeel dat ervoor zorgt dat een schelp zonder de werking van de sluitspieren open staat. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium, het uitwendige deel het tensilium. | : | ja 4 | ||||
ResiliumHet inwendige ligament dat als een prop bij de umbo zit en de schelpkleppen open drukken. | : | ja 4 | ||||
Vorm | : | driehoekig 4 | ||||
Locatie | : | in het midden van de bovenrand 4 | ||||
ResiliumveldEen meestal driehoekig veldje onder de top waarop het resilium zit of zat. Sommige schelpen hebben ook lepelachtige structuur die we een chondrofoor noemen. | : | driehoekige holte 4 | ||||
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | anodont; in zeer jeugdige schelpen taxodont 4 | ||||
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | nee 4 | ||||
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt. | : | nee 4 | ||||
Binnenzijde | ||||||
Kleur | : | wit met bruine zoom | ||||
Structuur | : | iets, glanzend | ||||
Sluitspierindruksels | : | ja 4 | ||||
Beschrijving | : | juveniele schelpen hebben 2 spierindruksels 4 | ||||
Aantal | : | 1 4 | ||||
Voorste | : | nee 4 | ||||
Achterste | : | ja 4 | ||||
Byssusopening | : | nee | ||||
Beschrijving | : | Bij jonge exemplaren bij rechter voorste oor, bij volwassen exemplaren niet aanwezig | ||||
Mantellijn | : | ja 4 | ||||
Beschrijving | : | enkelvoudig 4 | ||||
Lichaam | : | ja 3 | ||||
Mantel | : | ja 3 | ||||
Mantelrand | : | heeft kleine ogen die lichtgevoelig zijn 2 | ||||
Sluitspieren | : | ja 4 | ||||
Aantal | : | 1 4 | ||||
Beschrijving | : | Achterste spier is bijna centraal, iets achter het midden gelegen en is duidelijk uit twee afdelingen samengesteld: een groot rond stuk met dwarsgestreepte spiervezels, dat de zwembeweging uitoefent en een klein stuk, dat aan de achterzijde sikkelvormig tegen het ronde aan ligt, met overlangs gestreepte spiervezels, die de schelp gesloten houdt; jonge exemplaren hebben 2 sluitspieren 4 | ||||
Voet | : | ja 4 | ||||
Beschrijving | : | de voet wordt ook gebruikt om de schelp te poetsen en kan hinderlijke voorwerpen uit de schelp verwijderen. 4 | ||||
Vorm | : | klein, vingervormig, bij voorste schelpopening, onder het voorste oortje 4 | ||||
Byssusklier | : | ja | ||||
Locatie | : | een overlangse spleet in de voet 4 | ||||
Byssus | : | Alleen bij jonge exemplaren | ||||
Siphonen | : | nee 4 | ||||
Ademhalingsorgaan | : | ja 4 | ||||
Kieuwen | : | ja 4 | ||||
Aantal | : | 2 4 | ||||
Locatie | : | een linker en een rechter 4 | ||||
Vorm | : | elke kieuw verdeeld in twee kieuwplaten 4 | ||||
Geslachtsorganen | : | ja | ||||
Vorm | : | tongvormig | ||||
Man | ||||||
Kleur | : | oranje-rood | ||||
Vrouw | ||||||
Kleur | : | wit | ||||
Voedsel | : | filteren kleine deeltjes uit het waterI 5 | ||||
Vijand | : | Zeesterren, krabben, mensen, vissen | ||||
Habitat | : | Op steen of zandbodem, tussen 25 en 45 meter diep, met een maximum van 100 meter. | ||||
Verspreiding | : | Noord Noorwegen tot Noord Afrika. Niet in de Oostzee en niet in de Middellandse Zee. | ||||
Tijdvak | : | vanaf Plioceen | ||||
Voortbeweging | : | Kan snel zwemmen door te klepperen met de schelpen | ||||
GeslachtHermafrodiet of geslachtelijke voortplanting, zie ook geslachtsorganen | : | hermafrodiet 1 | ||||
Bevruchting | : | In noordelijke populaties 1x per jaar en zuidelijkere populatie meerder keren per jaar | ||||
Larvale fase | : | ja | ||||
Beschrijving | : | planktonisch, 3-8 weken | ||||
Juveniele fase | : | Hechten zich met byssus draden | ||||
Broedval | : | Bij ongeveer 10 mm | ||||
Groei | : |
| ||||
Geslachtsrijp | : | in 3de levensjaar 1 | ||||
Levensverwachting | : | 20 jaar 1 | ||||
Literatuur | : |
| ||||
Foto verantwoording | : | Bovenste foto: Gorishoek, Zeeland, 2011 Juvenielen: Viskist Egmond aan Zee, 2011 | ||||
Bronnen | : |
|