Bijzonderheden | : | Dit is een bijzondere vondst voor de Nederlandse kust (4 sept. 2009, Egmond Binnen). |
Lengte | : | 110 mm |
Hoogte | : | 110 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja |
Vorm | : | tweekleppigen; ovaal of bijna rond 2 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | nee 2 |
Convexiteit | ||
Links | : | bol |
Rechts | : | plat |
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee 2 |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | in het midden |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | orthogyr |
Bovenrand | : | recht |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | rond |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | rond |
Onderrand | : | rond |
Oren | : | ja |
Beschrijving | : | linkerklep voorste oor breder dan rechter; rechterklep is voorste oor smaller dan linker |
Aantal | : | 2 2 |
Periostracum | : | ja 2 |
Kleur | : | bruin 2 |
Ostracum | : | ja |
Kleur | : | Zeer variabel. Vaak oranje bruin. De twee kleppen zijn vaak verschillend van kleur (zie foto's). |
Structuur | ||
HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen | : | 50-132 fijne ongelijke ribben |
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | ja 3 |
GroefDe groef is de ruimte tussen de ribben | : | Gereticuleerde (traliewerk) structuur tussen de ribjes. 3 |
AreaEscutcheon of rugveld | : | smal 3 |
LigamentHet uit conchioline bestaande onderdeel dat ervoor zorgt dat een schelp zonder de werking van de sluitspieren open staat. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium, het uitwendige deel het tensilium. | : | ja 2 |
ResiliumHet inwendige ligament dat als een prop bij de umbo zit en de schelpkleppen open drukken. | : | ja 2 |
Vorm | : | driehoekig 2 |
Locatie | : | in het midden van de bovenrand 2 |
ResiliumveldEen meestal driehoekig veldje onder de top waarop het resilium zit of zat. Sommige schelpen hebben ook lepelachtige structuur die we een chondrofoor noemen. | : | driehoekige holte |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | anodont; in zeer jeugdige schelpen taxodont 2 |
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | nee 2 |
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt. | : | nee 2 |
Hypostracum | : | ja |
Materiaal | : | parelmoer |
Sluitspierindruksels | : | ja 2 |
Beschrijving | : | juveniele schelpen hebben 2 spierindruksels 2 |
Aantal | : | 1 2 |
Voorste | : | nee 2 |
Achterste | : | ja 2 |
Byssusopening | : | ja |
Links | : | nee |
Rechts | : | ja |
Beschrijving | : | nabij de top 3 |
Mantellijn | : | ja 3 |
Beschrijving | : | Enkelvoudig 3 |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 1 |
Sluitspieren | : | ja 2 |
Aantal | : | 1 2 |
Beschrijving | : | Achterste spier is bijna centraal, iets achter het midden gelegen en is duidelijk uit twee afdelingen samengesteld: een groot rond stuk met dwarsgestreepte spiervezels, dat de zwembeweging uitoefent en een klein stuk, dat aan de achterzijde sikkelvormig tegen het ronde aan ligt, met overlangs gestreepte spiervezels, die de schelp gesloten houdt; jonge exemplaren hebben 2 sluitspieren 2 |
Voet | : | ja 2 |
Beschrijving | : | de voet wordt ook gebruikt om de schelp te poetsen en kan hinderlijke voorwerpen uit de schelp verwijderen. 2 |
Vorm | : | klein, vingervormig, bij voorste schelpopening, onder het voorste oortje 2 |
Byssusklier | : | ja 2 |
Locatie | : | een overlangse spleet in de voet 2 |
Siphonen | : | nee 2 |
Ademhalingsorgaan | : | ja 2 |
Kieuwen | : | ja 2 |
Aantal | : | 2 2 |
Locatie | : | een linker en een rechter 2 |
Vorm | : | elke kieuw verdeeld in twee kieuwplaten 2 |
Geslachtsorganen | : | ja 2 |
Man | : | 2 |
Kleur | : | lichtgeel 2 |
Vrouw | : | 2 |
Kleur | : | oranjerood 2 |
Habitat | : | Ze leven tussen de 10 en 100 meter diepte, in gebieden met sterke getijde stromingen op zand, gravel, en rots bodems. De temperatuuur van het zeewater moet beneden de 10 graden blijven, maar mag zelfs onder 0 komen. Ze zitten vast met de byssusdraden aan stenen, rots, elkaar of andere schelpen. Om te ontsnappen aan predatoren verstopt de IJslandse mantel zich in holen, gaten en tussen wieren. Met het groeien van de schelp wordt er steeds naar een plek gezocht die weer voldoende ruimte biedt. |
Verspreiding | : | Noordelijke IJszee, Noord-Alaska, Canada, Groenland, Noord-Noorwegen, IJsland, oostkust Verenigde Staten tot Cape Cod en de Azoren. In de Noordzee worden solitaire exemplaren aangetroffen tot Helgoland. |
Tijdvak | : | gaat terug tot de laatste ijstijd. |
Voortbeweging | : | Sommige soorten Pectinidae zijn bekend om hun zwem capaciteit. Een Pectinidae zwemt door water op te nemen door zijn klep te openen, waarna hij bij het sluiten van de klep het water met grote kracht aan de scharnierkant eruit spuit, door middel van het velum. Het velum is een gordijnachtige vouw van de mantel die wordt gebruikt om de stroom van het water rond het scharnier, als beweegbare stralen, of de vleugels te leiden. Het normale zwemmen is in de richting van klep opening, maar de Pectinidae kan scherp van richting veranderen door gebruik van het velum. 2 |
GeslachtHermafrodiet of geslachtelijke voortplanting, zie ook geslachtsorganen | : | Kunnen hermafrodiet of van twee geslachten zijn (maximus, opercularis en varius zijn hermafrodiet, tigerinus en distortus onbekend) 2 |
Larvale fase | : | Larvale schelpen bezitten en taxodont slot 2 |
Levensverwachting | : | 23 jaar |
Bronnen | : |